Dubbele portie ooievaar
Ik duwde mijn afgekoppelde fietsaanhanger met twee
kindjes erin de lokale supermarkt binnen. De kassier die normaal altijd
achter de kassa stond, was bezig om winkelmandjes terug naar de ingang
te duwen.
"Ik sta in de weg," zei ik.
"Ja," zei hij, "en u heeft ook nog een dubbele portie."
Ja, dacht ik, dat is wat ik vroeger in de kroeg zei.
Doe mij maar een dubbele portie ooievaar. Daar bedoelde ik de
ambachtelijke jeneverdestileerderij uit Amsterdam mee. Een dubbele oude
Ooievaar jenever. Dubbel gebeid of niet, dat maakte mij nog niet eens
uit.
Zou het in de loop der jaren veranderd zijn in een andere frase? "Doe mij maar een dubbele portie, ooievaar."
Misschien fiets ik daarom nu met twee kindjes rond.
Het liefst heb ik een driedubbele portie moutwijnjenever. Maar
driedubbele porties durf ik niet meer te bestellen. Ik heb aan twee
kinderen mijn handen vol.
20 augustus 2019,
Steven Verhelst
Dixi
Op de heenreis rook het openbaar toilet langs de Autobahn nog naar Hubba Bubba kauwgom, nu stopten we bij een Raststätte waar het toilethuisje gesloten was vanwege verbouwing en er een paar Dixis stonden - chemische toiletten.
Ik trok mijn T-shirt over mijn neus, hield mijn adem in en
ging naar binnen. Terwijl ik een straal naar beneden liet kletteren,
zag ik bovenop de chemische zee een verse vette drol drijven.
Waarschijnlijk van de vrachtwagenchauffeur die voor mij de Dixi
verlaten had.
Vroeger, toen ik als tiener nog op zwemtraining zag, kon
ik twee banen onder water zwemmen. Ik maakte lange, ferme slagen en
probeerde me tussen de slagen door zo smal mogelijk te maken, zoals een
skiff die in een Olympische race door het water klieft. Ik deed het
natuurlijk om indruk te maken, om meisjes vooral, wier borstjes nog
niet volgroeid waren, maar toch groot genoeg om stiekem naar te loeren
tijdens het douchen of als we op de kant stonden om de instructies
van de zwemtrainer aan te horen. Als ik na vijftig meter weer boven
kwam, happend naar adem, had ik hoofdpijn en explodeerden mijn longen
zowat.
Nu knoopte ik snel mijn broek dicht en sprong happend naar
adem het plastic Dixi toilet uit. Buiten stond niemand met een
bewonderende blik te kijken, zoals vroeger, en nahijgend liep ik terug
naar de auto.
14 augustus 2019,
Steven Verhelst
Kilo Utrecht Tango
Tijdens
mijn vakantie ging mijn smartphone kapot. Ik kon niet meer tussendoor
op Facebook kijken, het nieuws lezen of e-mail checken.
Wat een heerlijke rust kwam er over mij. Tijd om rustig na te denken.
Thuis bleek dat ik de vakantiefoto's die ik tot die tijd
gemaakt had, en ook de andere documenten die op de telefoon stonden,
hoogstwaarschijnlijk nooit meer terug zou kunnen zien.
Toen schoot mij het liedje binnen dat het duo Harry
Vermeegen en Henk Spaan in de jaren 80 zongen: "Dat is Kilo Utrecht
Tango, mooi Kilo Utrecht Tango, zwaar Kilo Utrecht Tango... met peren."
12 augustus 2019,
Steven Verhelst
Meeuwen
We
waren op vakantie aan de Duitse Waddenzee. 's Ochtends als ik wakker
werd, hoorden we door het open raam al meeuwen schreeuwen.
Als meeuw is het beter om aan de kust te wonen dan op
een vuilnisbelt. Daar lopen talloze mensen met broodjes haring en
makreel, waar af en toe iets tussenuit valt dat voor het oppikken ligt.
Ook ik voelde mij een meeuw aan de kust - niet vanwege de
broodjes vis, maar om de verschillende koeken bij de bakker - Mandelhörnchen en Ochsenaugen die als het ware voor het oppikken lagen, als ik 's ochtends broodjes ging halen voor bij het ontbijt...
10 augustus 2019,
Steven Verhelst
Hubba Bubba
Op
de lagere school kauwde ik veel Hubba Bubba aardbei kauwgom. Je kon er
vooral grote bellen mee blazen, en ze bezaten een typisch aroma, dat
overigens snel wegtrok tijdens het kauwen.
Ik was met de familie op weg naar ons vakantieadres aan de
Duitse kant van de Waddenzee. Op een parkeerplaats langs de Autobahn
maakte ik een korte toiletstop. In het toilethuisje rook het voor de
verandering eens naar Hubba Bubba kauwgom, niet naar dampende
uitwerpselen en oude pis. Misschien kwam het omdat er een klein, rood
toiletblokje in het urinoir lag waar ik voor stond. Of was het toch een
uitgespuugd stuk kauwgom, waarvan het aroma flink was verbeterd sinds
de jaren 80?
5 augustus 2019,
Steven Verhelst
Rozenverkopers
Mijn
vrouw en kinderen waren twee dagen naar Düsseldorf bij vrienden op
bezoek. Ik gebruikte de gelegenheid om op een paar terrasjes in Leuven
te zitten - eerst bij De Spuye op de wetenschaps- en sportcampus van de
KU Leuven, later bij Café Belge op de Oude Markt. De Oude Markt
wordt ook wel de langste bar van Europa genoemd, want er zijn wel
dertig of veertig cafeetjes naast elkaar.
Tussen de tafels van een naburig café liep een rozenverkoper.
In het boek Stand-in
van Ernest van der Kwast (origineel gepubliceerd onder de naam van
acteur Sieger Sloot) las ik voor het eerst de details van het leven van
rozenverkopers. Op een of andere manier zijn het altijd Pakistanen of
Indiërs met een snor en een pokdalig gezicht.
De snor is heilig, als een koe; de snor is verboden
gebied. Hij mag niet aangeraakt door anderen. Zoals een behaarde
foef, een snor tussen de benen, bij sommige vrouwen verboden
gebied is voor anderen, zo was de snor verboden gebied bij
rozenverkoper Vinoth in het boek Stand-in. Ik heb weinig interesse in snorren, waar die ook zitten, maar dit terzijde.
Rozen verkopen komt op volharding aan. Ik heb er zelf nog
nooit eentje gekocht, en ik ken ook niemand die er ooit eentje gekocht
heeft. Maar misschien wil niemand er voor uitkomen. Toegeven aan
volharding van een ander is hetzelfde als het missen van eigen
volharding.
Aan de overkant van het plein was er zoiemand. Het meisje
kreeg een roos, de jongen greep zijn portefeuille. En de rozenverkoper?
Die ging met zijn arm vol rozen naar het volgende terrasje.
2 augustus 2019,
Steven Verhelst
Ethische bezwaren
Tussen droom en daad staan wetten in de weg, en ethische bezwaren...
Ik heb de bekende regel uit het gedicht
Het huwelijk van Willem Elsschot enigszins veranderd voor deze blog.
Het was
in het nieuws,
de afgelopen dagen: in Japan mogen er nu wetenschappelijke experimenten
gedaan worden waarbij menselijke stamcellen bij dieren worden
ingebracht met het doel om uiteindelijk menselijke organen te kunnen
kweken.
Eerst stonden er wetten in de weg. Nu misschien slechts ethische bezwaren.
Er moeten dieren gekweekt worden, zodat mensen nieuwe
organen kunnen krijgen. Dieren worden afgemaakt, zodat mensen leven. Is
dat het ethische bezwaar?
Maar hoe zit het dan met vlees eten? Daar worden dieren
ook afgemaakt, zodat wij kunnen leven. In het ene geval neem ik een
biefstuk, varkenshaas of kippenborst tot mij, en maak ik er zelf
spiercellen, epitheelcellen of bloedcellen van. In het andere geval
worden mijn (stam)cellen aan het dier gegeven, die er vervolgens
hartcellen of levercellen of longcellen van maakt, die ik dan tot
me neem. Uiteindelijk is het resultaat hetzelfde: dieren sterven,
mensen leven.
Het grensoverschrijdende is misschien dat materiaal van
twee verschillende biologische soorten gemengd worden. Is dat het
ethische bezwaar? Of misschien eerder een praktisch bezwaar, want Hans
Clevers gaf in een interview aan dat het mengen van cellen van twee
soorten misschien de overdracht van ziekten tussen soorten zou kunnen
bevorderen.
Over honderd jaar zal men wel heel anders over deze
kwesties denken. Dan haal je misschien een orgaan uit een luikje op
straat zoals je nu een kroket uit de muur trekt. En ik hou van kroketten.
1 augustus 2019,
Steven Verhelst