Atheïstenbus
Dit voorjaar verschenen er in verschillende landen atheïstische slogans op
bussen. Er is waarschijnlijk geen god,
durf zelf te denken en geniet van dit leven.
In Duitsland wilde geen enkele
vervoersmaatschappij de slogans op hun bussen of treinen plaatsen. Ze zijn
tegen levensbeschouwelijke advertenties, meldden ze. Toch raar dat ze wel
posters toestaan die het Christendom aanprijzen.
De Duitse initiatiefnemer besloot daarom van het
ingezamelde geld één bus te huren die het hele land door
zou rijden en waarin mensen gratis een ritje konden maken. Op de zijkanten werd de volgende tekst
geplaatst: Es gibt (mit an sicherheit
grenzender Wahrscheinlichkeit) keinen Gott. Ein erfülltes Leben braucht
keinen Glauben.
Ik vond de Engelse en Nederlandse
teksten sterker, maar uiteraard maakte ik een rondrit toen de bus München
aandeed. De eerste helft van de rit hield de initiatiefnemer een praatje door
de intercom.
‘Duitsland is het enige land ter
wereld waar kerkbelasting wordt ingehouden van het inkomen,’ vertelde hij.
Toen ik naar Duisland verhuisde,
heb ik inderdaad op een formulier moeten aanvinken welke religie ik aanhing.
Gelukkig was er ook een vakje ‘geen’. Ik betaal al genoeg belasting.
Sommige mensen zijn misschien
nauwelijks religieus, maar betalen wel kerkbelasting. Het sust hun geweten,
‘want het geld gaat naar een goed doel’. De vraag is hoeveel van het geld er werkelijk naar goede
doelen gaat. Als ik aan een goed doel wil geven, stort ik wel geld op de
rekening van Terres des Hommes, de Nierstichting of het Wereld Natuurfonds.
Maar ik heb geen zin om de kerk te spekken zodat de bischoppen malse
biefstukken kunnen blijven eten.
Als ik ooit in God geloofd heb, ben ik op mijn zevende of achtste van dat
geloof gevallen. En dat kwam – het klinkt raar – door Albert Heijn. Begin jaren
80 kon je bij Albert Heijn kleine informatieboekjes sparen. Tegenwoordig krijg
je alleen nog smurfen of wuppies kado. Vroeger werd er tenminste nog gedacht aan
educatie. Er waren boekjes over indianen, over vulkanen, over
de geschiedenis van mode. Maar ook over dinosauriërs, over het heelal,
ruimtevaart, het zonnestelsel.
Voor het eerst las ik dat het
zonnestelsel miljarden jaren oud was, dat het leven ontstaan was uit een
oersoep van moleculen, en dat er honderden miljoenen jaren geleden dinosauriërs
over de aarde denderden. Het klonk mij veel logischer in de oren dan wat ik in
de kerk had gehoord, en op de kinderbijbelclub. Daar vertelden ze rare
verhalen, over Jona in een walvis, over Mozes die een zee in tweeën deed
splitsen, over de stad Jericho die overwonnen werd door eromheen te lopen, en
over iemand die op de derde dag na zijn dood was opgestaan.
Ik was acht jaar en het was mij
duidelijk: er was geen God nodig om de wereld te verklaren. De natuur zat veel
simpeler in elkaar. Of eigenlijk: veel interessanter. Ik begon steeds meer te
lezen over de prehistorie en over het heelal. Het liefste wilde ik astronaut
worden, zodat ik de ruimte ingeschoten werd en met mijn eigen ogen kon zien dat
er in de hemel geen God was.
Het was me een raadsel waarom er
nog mensen waren die in God geloofden. Misschien omdat ze oud of dom waren,
niet na wilden denken, of een handicap hadden en God hun enige houvast was. De
juffrouw op de kinderbijbelclub miste een hand. Haar arm eindigde in een
gladde, ronde stomp. Niemand durfde te vragen of ze zo geboren was of dat haar
hand na een bepaalde ziekte afgezet had moeten worden. Fijne God die zoiets
toelaat.
Ik praatte met niemand over mijn
ongeloof en moest nog steeds naar de kinderbijbelclub, op woensdagmiddag,
en elke ochtend in de voorjaars- en herfstvakantie. Ik was een stille atheïst.
Ik zong niet meer mee met de liedjes over Jezus, en op de knutselwerkjes en de
kleurplaten deed ik ook mijn best niet meer. We kregen ranja en dropsleutels,
maar lekker vond ik die niet. Slechts één ding maakte de bijbelclub dragelijk:
een lief, mooi meisje waarop ik stiekem verliefd was. Ik dagdroomde dat wij
adam en eva waren, vóór de zondeval uiteraard. Want ik had al een voorgevoel
dat de naaktheid van een meisje iets prettigs was.
Als kind verwachtte ik dat het een kwestie van tijd was, voordat religie
zou verdwijnen. Onze generatie zou stoppen te geloven. Over vijftig jaar zou
men alle kerken kunnen afbreken.
Tja, ik was wellicht een naïef
kind. Een kind dat dacht dat alle wereldproblemen tijdens zijn leven opgelost
zouden worden.
Nu weet ik dat religie in de
menselijke hersenen ingebakken zit. Het is geëvolueerd. Heel vroeger was
overleven blijkbaar efficiënter met geloof in een opperwezen. We zitten er maar
mooi mee opgescheept.
Gelukkig kan het rationele denken
die rare religieuze hersenkronkel overwinnen. Iedereen moet dat voor zichzelf
doen – je kunt niemand tot geloof of ongeloof dwingen. Maar je kunt het wel
onder de aandacht van de mensen brengen: denk kritisch na. En geniet van dit leven.
Steven
Verhelst
|
|
Vorige
columns
Met Marcel Maassen op brouwerij-tour
Palahniuk
Valpartijen
De geschiedenis van mijn kaalheid
Zelfhulpgroep
Een dagje Dachau
Zeemeermin
Kangoeroe
Atheïstenbus
Martini, en zure lucht
Planecrash
Solliciteren in Indiana
Een goede dag voor de zweetdruppel
Spijsvertering
Asperges eten in Beieren
Tandarts
Lucifer
O'brien
Vertrouw
niet op een taxi, vertrouw op jezelf
Met
Marcel Maassen naar Napa Valley
Stofzuigers,
honden en hernia's
Tomaat
De
meest onbetrouwbare klootzakken ter wereld
(Do
not stay in) Abbeyfield Guesthouse |