Zeemeermin
De
ober in het Seminaris Seehotel Potsdam lijkt een beetje op Jaap Stobbe,
maar dan de norse variant – voor wie Jaap Stobbe nog kent. Hij
komt met vier lege glazen in zijn hand langs mijn tafel en kan mijn
bestelling niet onthouden. Even later komt hij terug met een
opschrijfblokje. Als voorgerecht neem ik de gesauteerde cantharellen op
een bedje van bladsla en als hoofdgerecht de steurfilet gegarneerd met
aardappel en sterkers. Wanneer ik vraag welke wijn hij bij de
steurfilet aanbeveelt, zucht hij diep en denkt langer na dan ik
noodzakelijk acht. Uiteindelijk raadt hij mij een grauburgunder aan.
Die wilde ik zelf ook al nemen, dus dat treft.
De sekt, die ik als aperitief besteld heb, smaakt nergens
naar. Of hij smaakt wel ergens naar, maar ik kan niet plaatsen
waarnaar. In elk geval niet erg lekker. Gisteren in de Braustuberl
Weihenstephan, waar ik met mijn ex gegeten had ter ere van mijn
verjaardag, was de sekt beter.
Op het station Potsdam Pirschheide kwam er een man naar me toe die vroeg of ik wist waar het Seminaris was.
‘Daar moet ik ook heen,’ zei ik.
Zwijgend liepen we verder.
Toen ik aan het diner zat, liep hij langs mijn tafeltje en
keek expres de andere kant uit. Misschien vond hij mij een lul –
maar dat was dan wederzijds.
Tussen de gangen door las ik in Misschien sliep je al, de
debuutroman van Rick van Leeuwen. Op pagina 74 stond de volgende zin:
‘Vanuit de woonkamer zong Leonard Cohen dat hij een masker zou
willen dragen om haar man te zijn.'
Ik ken de context van het lied niet, maar ik dacht: zou
ik, als mijn ex een nieuwe vriend krijgt, een masker willen dragen van
zijn gezicht, om weer bij haar te kunnen zijn? Zulke vragen moet ik
mijzelf eigenlijk niet stellen. Toch dacht ik er over na.
De ober werd gedurende de avond steeds losser. Niet zo
olijk als Jaap Stobbe, maar zeker niet nors. Ik bestelde als nagerecht
vanilleijs met pompoenzaadolie. Mijn ex gebruikte pompoenzaadolie vaak in salades,
maar met ijs had ik het nog geproefd. Ein freche Kombination stond er
als commentaar op de kaart.
Terwijl ik op mijn ijs wachtte, gaf ik antwoord op de
vraag die ik mijzelf gesteld had. Nee, ik zou geen masker willen
dragen. Mijn uiterlijk had geen rol gespeeld. Bovendien wilde ik
mijzelf zijn. Maar wie was ik werkelijk? Speel ik altijd een rol, ook voor mijzelf, of ben ik
werkelijk wie ik ben? De laatste maanden was ik in elk geval mijzelf
niet geweest. Te veel stress, te opgefokt, te weinig relativering.
De ober haalde mijn lege ijsschaaltje op. Met mijn duim en
wijsvinger tegen elkaar, in een bijna volmaakt rondje, gebaarde ik dat
het uitstekend gesmaakt had. Met zulke gebaren moet je uitkijken, want
in sommige landen betekent het fuck you. Niet in Duitsland, voor
zover ik weet.
‘Wilt u nog een espresso?’ vroeg hij.
Ik schudde mijn hoofd. Ik drink geen koffie, nooit gedaan.
Toen bood de ober mij een lokale obstbrand van peer aan, als digestief.
Zelf dronk hij geen alcohol, zei hij. Al dertig jaar niet. Misschien is
hij alcoholist geweest, dacht ik. Die nemen zich ook altijd voor om
niets meer te drinken.
Later op de avond zat ik aan de hotelbar Capitain's corner een riesling te
drinken. In een nis stond een standbeeld van een naakte zeemeermin. Ik
moest denken aan de televisie-serie De Bereboot. Als kind was ik
verliefd op Lorrelies de zeemeermin, net als brilbeer, de technische
knobbel op de boot van kapitein Brom. Maar die liefde van mij werd
nooit iets – hopelozer dan de liefde met mijn ex.
Er kwamen drie dronken Duitsers naast me zitten. Ze hadden eerst allen de zeemeermin omarmd.
‘Jammer dat jullie geen fototoestel hebben,’ zei ik.
‘Ja,’ zei de Duitser die naast me zat. ‘Een zeemeermin is mooi. Het oog wil ook wat.’
Ja, dacht ik, het oog wil wat. Maar de pik ook. En het
vrouwenlichaam van een zeemeermin houdt bij de heupen op. Daar gaat het lichaam
over in de staart van een vis.
Al snel gingen de Duitsers weer weg. Een
van hen had, voordat hij van zijn kruk opstond, een bakje pinda’s dat op de bar stond, in het borstzakje
van zijn overhemd geleegd. Ik zat weer alleen aan de toog. Ik bestelde nog
een riesling en dacht aan Lorrelies de zeemeermin.
Lorrelies. Die naam is waarschijnlijk afgeleid van
Lorelei, een hoge rots langs de rijn tussen Koblenz en Wiesbaden, waar
vroeger veel schepen zijn vergaan. Volgens een legende leidde een nimf
de schippers af met haar gezang. Ook Lorrelies zong graag voor brilbeer.
Mijn ex zong ook, in een koor. Ze zwom graag in zee, met
zuurstofflessen. En ze was mooi. Wat dat betreft leek ze veel op een
zeemeermin.
Ik besloot op te houden met nadenken – gedachten
zijn de grootste kwelling van een mens. Ik dronk van mijn riesling en
las verder in mijn boek, totdat de bar sloot.
Steven
Verhelst
|
|
Vorige
columns
Met Marcel Maassen op brouwerij-tour
Palahniuk
Valpartijen
De geschiedenis van mijn kaalheid
Zelfhulpgroep
Een dagje Dachau
Zeemeermin
Kangoeroe
Atheïstenbus
Martini, en zure lucht
Planecrash
Solliciteren in Indiana
Een goede dag voor de zweetdruppel
Spijsvertering
Asperges eten in Beieren
Tandarts
Lucifer
O'brien
Vertrouw
niet op een taxi, vertrouw op jezelf
Met
Marcel Maassen naar Napa Valley
Stofzuigers,
honden en hernia's
Tomaat
De
meest onbetrouwbare klootzakken ter wereld
(Do
not stay in) Abbeyfield Guesthouse |