Zelfhulpgroep
Hoe
goed kun je tegen drank? Voor veel mensen betekent dat: hoe veel kun je
drinken? Wanneer sla je bewusteloos tegen de vlakte? Maar voor
alcoholisten komt het neer op: hoe weinig kun je drinken? Hoe goed kun
je van de drank afblijven?
In een zaaltje van de Palo Alto Medical Foundation
ben ik ooit naar een zelfhulpgroep voor alcohol en drugs gegaan. Niet
omdat ik met drank wilde minderen, maar omdat ik er over wilde
schrijven. De zelfhulpgroep kwam elke woensdagavond onder leiding van
arts Ethan bijeen. Hij leek een beetje op Salman Rushdie – half
kaal, bril, hetzelfde ringbaardje.
De bijeenkomst van de zelfhulpgroep begon met een korte
ronde waarin iedereen zich voorstelde. Ik zei: ‘Ik ben Steven.
Mijn huisarts heeft me hiernaartoe gestuurd.’
Als je huisarts je stuurt, word je altijd serieus genomen. Ook door dokter Ethan.
‘Hoe ben je aan de drank geraakt?’ vroeg hij.
De eerste stappen in alcoholisme zette ik toen ik veertien was. Het was
tijdens een feestavond op de Vlaardingse tennisvereniging Yellow Smash.
Ik bestelde ‘een cola’, maar de barvrouw verstond
‘rum-cola’. Ze vulde het glas met een afgemeten hoeveelheid
rum uit een van de flessen die boven de bar hingen en deed er daarna
cola bij.
De muziek stond te hard om de verwarring recht te zetten.
Ik ben niet goed in het rechtzetten van verwarring. Toen niet, en nu
nog steeds niet. Het is een van de redenen waardoor ik wel vaker in
rare situaties terechtkom. Maar daarover zal ik verder niet uitweiden.
De barvrouw zette het glas rum-cola voor me neer en ik betaalde met een
briefje van tien. Het wisselgeld dat ik terugkreeg, was flink minder
dan voor een gewone cola, maar bij mijn tennismaten was ik blits, en
dat was ook wat waard.
Later die avond bestelde ik nog een rum-cola. Het
barpersoneel lette niet op leeftijd. Ze knepen wel vaker een oogje
dicht – regelmatig zaten we na een tennisles achter de
gokautomaat, met een handvol kwartjes.
Op de feestavond bestelde ik nog een derde rum-cola.
Daarna was mijn geld op. Een lege portemonnee is de eenvoudigste manier
om van de drank af te blijven.
‘Rum-cola dus,’ zei ik tegen dokter Ethan. ‘Daar
begon het mee. Later volgde wijn, tijdens een schoolreis. En toen
bier.’
‘Geen sterke drank?’ vroeg hij.
Ik schudde mijn hoofd. Ik ben pas later aan de sterke drank geraakt. Door mijn broer.
Nou ja, en door een paar vrouwen, maar dat is een ander verhaal.
Mijn broer dus. Hij is negen jaar jonger dan ik, en hij
zat toen nog op de middelbare school. Omdat hij ziek was geweest
tijdens een excursie naar een bierbrouwerij, werd hij naar het
Schiedamse jenevermuseum gestuurd. Dan zou hij daar als vervangende
opdracht een verslag over schrijven. Ik moest mee, zodat ik hem daarmee
kon helpen. Want mijn broer houdt niet van musea.
Sterke drank vond ik niet lekker – althans, dat dacht ik.
Het Schiedamse jenevermuseum bracht mij tot andere gedachten.
In de tentoonstellingszaaltjes werd uitgelegd hoe jenever
werd gemaakt. Mout werd gemengd met mais, rogge, water en gist. Het
ontstane mengsel werd na de gisting gedestilleerd tot het zogenaamde
ruwnat van 20% alcohol. Het residu werd als varkensvoer gebruikt, zodat
de productie van jenever relatief goedkoop bleef. Na een tweede en
derde destillatie ontstond de moutwijn.
Later werden er goedkopere methoden gevonden om alcohol te
maken, bijvoorbeeld door vergisting van suiker. Jonge jenever heeft
geen wettelijk minimum aan moutwijn, en de meeste jonge jenevers
bevatten dan ook alleen alcohol dat van suikers is verkregen. Oude
jenever daarentegen moet minimaal 15% moutwijn bevatten en korenwijn
minimaal 51%.
In het proeflokaal van het museum konden bezoekers vier
verschillende jenevers proeven: een jonge, een oude, een kruiden- en
een moutwijnjenever. Van elk een half glaasje. Maar omdat mijn broer
nog geen achttien was, mocht ik zijn proevertjes ook achteroverslaan.
‘Achteroverslaan moet je eigenlijk niet doen met een
moutwijnjenever,’ zei ik tegen dokter Ethan. ‘Het is een
drank om van te genieten. Een drank om over je tong te laten glijden en
langzaam door te slikken, zodat de smaak zich door de gehele mond- en
neusholte kan verspreiden. “Niet het vele is goed, maar het goede
is veel,” zei mijn vader wel eens.’
Dokter Ethan onderbrak mijn verhaal. ‘Maar toch drink jij te veel.’
Te veel, dacht ik, wat is te veel? Ik schaamde me
eigenlijk een beetje, want bij deze zelfhulpgroep zaten – meer
nog dan bij de Anonieme Alcoholisten, die ik ook bezocht had en
waarover ik uiteindelijk voor Passionate Magazine een verhaal schreef
– echt schralende gevallen. Huisvrouwen die aan Vicodin verslaafd
waren. Mannen die de ochtend met een glas wodka begonnen. Zo ver was
het met mij niet, en zo ver zou het met mij ook nooit komen.
‘Ik drink om te vergeten,’ zei ik. Dat vond ik
wel mooi klinken. ‘Maar zo lang de dagen van het genieten
talrijker zijn dan de dagen van het vergeten, zit het met mij wel
goed.’
Toen kreeg een andere snuiter het woord. Hij beweerde dat
hij geen alcoholist was, maar leed aan het Aspergersyndroom. Daar had
hij onlangs iets over gelezen. ‘Aspergerpatiënten kunnen hun
aandacht er niet bij houden als mensen iets vertellen. Ze hebben geen
interesse. Dat heb ik ook. Niks wat mensen te vertellen hebben,
interesseert me. En als ik geen interesse heb, ga ik drinken. Uit
verveling. Niet omdat ik alcoholist ben, maar omdat ik Asperger
heb.’
Dokter Ethan schudde zijn hoofd. ‘Dat is typisch
iets voor een alcoholist om te zeggen. Ze zoeken alle schuld buiten
zichzelf. Het is altijd iets of iemand anders die schuld heeft.’
Een vrouw kreeg het woord. Zij was zelf niet verslaafd, maar haar man wel.
Ik dacht verder na over de vrouwen die mij aan de drank
hadden gebracht. Het meisje dat me wodka had leren drinken. Want van
wodka heb je nooit een kater. Wel een klein beetje uitgeperste limoen
er in. Voor de smaak. ‘En de vitaminen,’ dacht ik,
‘want alcoholisten vergeten vaak gezond te eten.’ Daarna
dacht ik aan het meisje dat een glaasje grappa dronk voordat ze naar
bed ging. Ze had ik weet niet hoeveel soorten grappa in haar
keukenkastje staan. Ik dronk er vaak meer dan één. Ook
omdat ik verveeld raakte wanneer ik weer samen met haar op de bank naar
Wife swap moest kijken. Wat dat betreft begon ik behoorlijk op de man
met het vermeende Aspergersyndroom te lijken. En dan dacht ik aan het
meisje dat caipirinha’s lekker vond. We maakten ze met rum
– hoewel het eigenlijk cachaça moet zijn. Elk een half
limoentje. Zij nam veel ijs en weinig rum, en ik omgekeerd. En daarna
gingen we neuken.
De voordelen van alcohol zijn het gevolg van de
bloed-brein-barrière. Scheikundigen die medicijnen ontwikkelen
voor aandoeningen in de hersenen moeten ontstellend veel moeite doen om
moleculen zó te ontwerpen dat ze het brein bereiken. Maar
ethanol doet het van nature. Zonder die eigenschap zouden de
voordelen niet opwegen tegen de nadelen.
De ratio uitschakelen – essentieel voor het
creëren van kunst. Gedeeltelijke waanzinnigheid stimuleren. Vrije
associatie toestaan. Remmingen laten gaan. Dat is de kracht van
alcohol. En deze column is er ten dele aan te danken.
Steven
Verhelst
|
|
Vorige
columns
Met Marcel Maassen op brouwerij-tour
Palahniuk
Valpartijen
De geschiedenis van mijn kaalheid
Zelfhulpgroep
Een dagje Dachau
Zeemeermin
Kangoeroe
Atheïstenbus
Martini, en zure lucht
Planecrash
Solliciteren in Indiana
Een goede dag voor de zweetdruppel
Spijsvertering
Asperges eten in Beieren
Tandarts
Lucifer
O'brien
Vertrouw
niet op een taxi, vertrouw op jezelf
Met
Marcel Maassen naar Napa Valley
Stofzuigers,
honden en hernia's
Tomaat
De
meest onbetrouwbare klootzakken ter wereld
(Do
not stay in) Abbeyfield Guesthouse |