De
meest onbetrouwbare klootzakken ter wereld
Een chauffeur van een shuttlebus
dient altijd op tijd te zijn. Hij sjouwt
je bagage de bus in, hij brengt je zo snel mogelijk naar de juiste
terminal,
hij zet je bagage op de stoep, hij knikt vriendelijk als hij zijn fooi
in
ontvangst neemt, en hij wenst je een goede dag.
Deze chauffeur
deed geen van
allen.
Eerst leek het
alsof er helemaal
geen chauffeur aanwezig was. Op het
parkeerterrein van Park ’N Travel nabij het vliegveld van San
Jose stonden twee
lege shuttlebusjes te wachten. Buiten een Mexicaans echtpaar met grote
vliegtuigkoffers zag ik niemand.
‘Waar
is het vervoer naar het
vliegveld?’ vroeg ik. Ze haalden hun schouders op.
We stonden tien
minuten zwijgend
te wachten, de zon kwam langzaam op en scheen in onze ogen. Stom genoeg
had ik
mijn zonnebril in de auto laten liggen.
Plotseling
verscheen er een hoofd
van een neger voor de ruit van de dichtstbijzijnde shuttlebus. Zijn
haar zat in
de war. Hij geeuwde. Kennelijk had hij achter in de bus liggen slapen.
Hij liet ons
instappen, vroeg naar
onze vluchtgegevens, reed drie rondjes om het parkeerterrein om wakker
te
worden, en reed daarna naar het vliegveld. Hij zette de Mexicanen af
bij
Terminal 1, en wilde daarna zo snel mogelijk weer naar het
parkeerterrein
scheuren.
‘United
airlines!’ schreeuwde ik
toen we in volle vaart langs Terminal 3 reden. ‘Ik moet
eruit!’
De chauffeur
keek me schaapachtig
aan. Misschien was hij stoned. ‘Waarom zei je dat niet
eerder?’
Hij maakte een
extra rit rond het
vliegveld, en stopte bij de Terminal van United.
‘Naar
je fooi kan je fluiten,’ zei
ik toen ik uitstapte. ‘And have a nice
day.’
Die avond ging
ik uit eten met dr. G., het hoofd van het departement waar
ik morgen een seminar zou geven. Hij had een Japans restaurant
uitgekozen, zijn
favoriet.
‘Ik
woon op loopafstand,’ zei hij,
terwijl hij het meisje van de bediening wenkte om zijn eerste glas bier
te laten
komen. In één moeite door bestelde hij onze
voorgerechten. Ik had nog geen blik
op de kaart geworpen.
‘Ik
weet wat hier goed is,’
vertrouwde hij mij toe. ‘Eerst een voorgerecht, dan sushi en
sashimi. Maar voor
een nagerecht gaan we naar een ijssalon hier vlakbij. Ijs dat ze daar
hebben!
Daar zal je versteld van staan. Ik neem het altijd mee voor de
nachtportier van
mijn flatgebouw.’
Terwijl ik het
bestelformulier
voor de sushi invulde dat het meisje van de bediening had gebracht,
dacht ik aan
mijn eigen woning in Palo Alto; een appartementencomplex aan Alma
Street. De
muren zijn er van bordkarton – lekker luid seksen zonder dat
de buren het
horen, is er niet bij. Het werd hoog tijd dat ik een stereoinstallatie
voor in
mijn slaapkamer kocht.
Na tien minuten
werden de drankjes
en de voorgerechten gebracht: dumplings met sojasaus, en
‘Sizzling dragon’, een
zeevruchten-gerecht waar vlammen omheen dansten.
De
dumplings waren glibberig, en
ik had moeite om er eentje tussen mijn eetstokjes te klemmen.
Uiteindelijk viel
de dumpling er natuurlijk tussenuit, gelukkig op mijn bord en niet
ernaast.
Dr. G had geen
last van vallende
dumplings. Hij prikte ze aan zijn stokjes alsof hij met een gehaktbal
en een
sateprikker te doen had. ‘Verrukkelijk!’ zei hij.
Hij nam een flinke slok van
zijn glas bier. ‘Verrukkelijk!’
Vlak nadat het
voorgerecht was
afgeruimd, kwamen de schotels met sushi. Ik had octopus besteld,
tonijn, zalm
en vis waarvan ik de naam niet kon uitspreken.
‘Snap
jij wat mensen tegen rauwe
vis hebben?’ vroeg dr. G. ‘Ik begrijp het niet. Let
op, ik begrijp veel van
deze wereld. Heel veel. Maar dat er mensen zijn die geen rauwe vis
willen eten,
daar kan ik niet bij. Beter rauwe vis, dan helemaal geen vis.’
Hij speelde zijn
sushi achter
elkaar naar binnen, terwijl hij gulzig van zijn tweede glas bier dronk.
Binnen een uur
stonden we bij de
ijssalon. ‘Efficiënte bediening,’ vatte
dr. G het Japanse restaurant samen.
We bestelden
ijs. Dr. G nam twee
bakjes: een voor zichzelf, en een voor zijn nachtportier. Buiten namen
we
afscheid. Mijn hotel was op loopafstand, net als de woning van dr. G.
Hij keek
vlug op zijn horloge. ‘Nog net op tijd voor mijn favoriete
televisieshow,’
hoorde ik hem zeggen, terwijl hij wegbeende.
Mijn seminar
werd goed ontvangen. De rest van de dag deed ik een ronde
langs verschillende faculteitsleden, met wie ik onderhoudende
gesprekken moest
voeren.
De laatste
professor van de dag vroeg:
‘Heeft iemand je al eerlijk verteld hoe het zooitje hier in
elkaar steekt?’
In zijn
werkkamer hingen
schilderijen die met zijn eigen naam ondertekend waren. Schilderijen in
felle
kleuren. Hier en daar was een rondbodemkolf te herkennen, of een
structuurformule
van een molecule. In het schilderij boven zijn bureau werd een vrouw
afgebeeld
met het handvat en de schenktuit van een theepot als armen.
‘Mijn
lab zou jaren geleden een
renovatie ondergaan,’ zei hij, ‘maar ik heb een
advocaat in moeten huren om dat
voor elkaar te krijgen.’
Ik keek op mijn
horloge en stond
op. ‘Ik moet ervandoor,’ stamelde ik.
‘Mijn vliegtuig vertrekt aan het begin
van de avond.’
De professor
negeerde mijn
opmerking en vervolgde: ‘Deze faculteit heeft geen geld.
Totaal geen geld. En aan
het hoofd staan de meest onbetrouwbare klootzakken ter wereld. Dat is
misschien
meer dan je wilt weten, maar ik vertel het je toch maar.’
Ik arriveerde
ruim op tijd voor mijn vliegtuig. Een stewardess met een
verfromfraaid gezicht en een ladder in haar panty stond bij de gate te
wachten.
Ik schudde mijn hoofd. Stewardessen dienen onberispelijk gekleed te
gaan,
voortdurend te glimlachen, en niet te zeuren wanneer ze door iemand in
de
billen geknepen worden.
Tijdens de
vlucht terug naar San
Jose was er zoveel turbulentie dat dezelfde stewardess die ik bij de
gate had
gezien, met haar harde billen op mijn schoot viel.
Het afgelopen
jaar heb ik zoveel
gevlogen dat ik een zilveren status heb bereikt. Ik mag als een van de
eersten
het vliegtuig in, zit vlak achter de businessklasse, en heb meer
beenruimte dan
andere passagiers. En nu kreeg ik dus een stewardess op mijn schoot.
Mijn pik
maakte een klein hupje.
‘Wat
doet u nu?!’ riep de
stewardess uit, terwijl ze snel weer ging staan. Ik voelde een
schandaal in de
lucht hangen.
Een meer
aantrekkelijke stewardess
die niet uit balans was geraakt en alles had zien gebeuren, kwam haar
verontschuldigingen aanbieden.
‘Kan
ik u iets brengen?’ vroeg ze.
Een condoom en
een dot glijmiddel,
dacht ik. Dan in het toilet met de benen in de nek, ik pompen tot het
bittere
einde, en daarna een lekker koud biertje.
‘Een
lekker koud biertje,’ zei ik.
Een minuut later
bracht ze me een
blikje waar de condens in druppels vanaf gleed. Lekker.
De shuttlebus
die mij terugbracht naar het parkeerterrein van Park ’N
Travel in San Jose, kwam verbazend snel nadat ik geland was. De
Aziatische
chauffeur lachte mij vriendelijk toe. Ik gaf hem een fooi toen hij me
bij mijn
auto afzette. Over twintig minuten zou ik mijn appartement in Palo Alto
weer
betreden. Daar kon ik weer alleen zijn, afgeschermd van alle
onbetrouwbare
klootzakken in de wereld.
Steven Verhelst
|
|
Vorige
columns
Met Marcel Maassen op brouwerij-tour
Palahniuk
Valpartijen
De geschiedenis van mijn kaalheid
Zelfhulpgroep
Een dagje Dachau
Zeemeermin
Kangoeroe
Atheïstenbus
Martini, en zure lucht
Planecrash
Solliciteren in Indiana
Een goede dag voor de zweetdruppel
Spijsvertering
Asperges eten in Beieren
Tandarts
Lucifer O'brien
Vertrouw niet op een taxi, vertrouw op jezelf
Met Marcel Maassen naar Napa Valley
Stofzuigers, honden en hernia's
Tomaat
De
meest onbetrouwbare klootzakken ter wereld
(Do
not stay in) Abbeyfield Guesthouse
|